Ik probeer me voor te stellen hoe krankzinnig mijn eigen aanzicht is op het moment dat ik een aantal uren voor de afspraak door het huis ijsbeer. Eigenlijk minimaliseer en bagatelliseer ik de duur van deze gemoedstoestand nu nog, in werkelijkheid overheerst een zenuwachtig gevoel me al de gehele dag. Tot ergens halverwege de middag lukt het me mijn zinnen te verzetten en in de materie voor mijn scriptie te duiken, maar vanaf een uur of vier schiet mijn hart richting mijn keel en word ik totaal rusteloos. Ik besluit een vriendin te appen en de lichte paniek die ik ervaar te delen. ‘Ik heb al sinds vanochtend niets meer van hem gehoord, wat als ik opnieuw voorschut word gezet omdat hij niet komt opdagen? Wat als hij het laat afweten en alle communicatie zonder mijn weten heeft verbroken?’
Ik heb een date vanavond. En ik kan wel kotsen, zo misselijk ben ik ervan. Ik begrijp goed dat de toestand waarin ik momenteel verkeer geen ‘normale’ is, tegelijkertijd ben ik compleet kwijt wat nu reëel zou zijn en weet ik dat ik weinig invloed heb gehad op de oorsprong van mijn reactie. Er zijn meerdere mannen geweest die mijn vertrouwen tot moes hebben gemaakt, ik zal kort twee anekdotes met je delen.
Deze mannen ontmoette ik beide op het internet. Met de ene appte ik dagen achter elkaar, we gingen in het beginstadium van ons contact allebei op reis en moesten onze eerste date uitstellen. De avond voor de dag van die date appten we nog lieflijk met elkaar, ik keek ernaar uit hem te ontmoeten. Ik rommelde wat in huis en maakte me op tijd klaar, aangezien ik nog naar Amsterdam moest reizen, daar zouden we om 18.30 wat gaan eten. Mijn onderbuik schreeuwde die hele zondag van ellende dat er iets niet klopte. Ik stuurde hem nog een appje: ‘Leuk je te zien zo!’ Geen gehoor. Aangekleed en wel zakte ik op bed in elkaar. Op dat moment kwam mijn huisgenoot thuis en liep ze naar boven, waar ze een zielig hoopje mens aantrof. Ik zei dat ik in dubio was of ik überhaupt moest gaan, zij stelde voor dat ik thuisbleef. Ik deed mijn mooie kleding uit en haalde een joggingbroek tevoorschijn. We aten pizza op de bank. Ik heb nooit meer wat van hem gehoord.
De andere trof ik ook op een datingapp (ik heb ze inmiddels allemaal verwijderd en hoop dat ik er nooit meer een installeer). We besloten na wat heen en weer berichten snel wat te gaan doen, we waren niet zo van het appen. Twee uur voor onze eerste poging kreeg ik een appje met de mededeling dat hij in de knel zat met werk en het niet ging redden. Toevallig appte niet veel later een vriend met de vraag of ik meeging naar de film, wat mijn frustratie of teleurstelling snel dempte. Hij excuseerde zich meermaals en ik moest weten dat hij er zo naar uit had gekeken me te ontmoeten, maar dat het beter was deze avond op te schuiven. ‘Vooruit’, antwoordde ik.
We zouden koffiedrinken tijdens onze tweede poging. Ik was er wat eerder en zocht een fijn plekje, bestelde alvast een flat white, pakte de krant van het tafeltje naast de mijne en begon er doorheen te bladeren zonder echt te lezen. Ik keek voor de derde keer naar het appje dat hij me die ochtend nog stuurde: ‘Heel blij dat het eindelijk vandaag is, zie je straks!’ Ik kan je nu uitgebreid vertellen over deze dag en wat ik daarbij dacht en voelde, maar je begrijpt vast waar dit heen gaat. Ik kletste wat met de barista. Hij nam niet op, reageerde niet. Ik dronk koffie in mijn eentje. Later die dag was zijn nummer uit de lucht.
Wat vervolgens achterblijft is niet alleen teleurstelling, maar iets dat lijkt op rouw. Dat klinkt misschien overdreven, maar psychologen die ghosting onderzochten, zagen gelijkenissen met verlies: er is geen uitleg, geen slotzin, alleen (plotselinge) stilte. Juist dat maakt het zo genadeloos. In een studie uit 2017 noemt communicatiewetenschapper LeFebvre het ‘ontmenselijkend’. De afwijzing is niet expliciet, maar impliciet. Je wordt niet gezegd dat je er niet toe doet, je wordt genegeerd, alsof je nooit bestaan hebt. Er is weinig denigrerender dan dat.
De vriendin met wie ik eerder appte belt me en stelt me enigszins gerust. Ik hoef er niet vanuit te gaan dat iedereen me in de steek laat, zegt ze. De paniek overstijgt mijn ratio en ik voel me eenzaam. Ik heb zo min mogelijk anderen over deze date verteld zodat ik geen medelijden hoef te sprokkelen als het weer rot uitpakt, en ik heb het idee dat zij de enige is die mijn idiote zenuwen goed genoeg begrijpt. Ik ontmoette hem vorige week toen ik voor het eerst in tijden weer eens uitging, met haar. Dat is eens wat anders dan elkaar online treffen.
Samen bedenken we een plan en concluderen we dat ik hem prima even kan bellen. ‘Ik geef hem nog een uur’, zeg ik haar. Na drie kwartier zoek ik zijn nummer op en hoor de ik telefoon overgaan. Hij neemt op. Mijn adem stokt als ik hem zo casual mogelijk probeer uit te leggen waarom ik bel. Eerst bedenk ik een smoes, maar die houd ik niet lang vol, waarna ik hem vertel dat ik me vaker een sul heb gevoeld toen de ander niet kwam opdagen en dat ik hem gewoon heel graag zou zien vanavond. ‘Ah, vertrouw je me niet?’ vraagt hij terecht.
‘Jawel’, zeg ik. ‘Dat is het niet. Ik begrijp dat dit panisch overkomt, maar ik zou het zo rot vinden als ik opnieuw voor de gek gehouden word.’
‘Je zoekt zekerheid, en dat snap ik in dit geval. Natuurlijk ben ik er vanavond.’
Opgelucht hang ik op, app ik mijn vriendin dat alles oké is en kruip ik terug achter mijn laptop. Niet veel later reis ik naar de afgesproken plek en zie ik hem buiten wachtend om zich heen kijken. Ik haal diep adem, geef hem een knuffel en voel de rust wederkeren. Er is niks aan de hand. Hij is er. Ik ben er. De sfeer is warm en goed. We praten en lachen en kunnen allebei onszelf zijn.
Het is een dag na de date en ik blik terug op de onheil die ik de uren ervoor ervoer. Ik kan niet de enige zijn die dit soort idiotie meemaakt, is wat ik denk. Na wat lezen weet ik dat dat zo is. Voordat ik wat inzichten met je deel, eerst even dit: ik heb enigszins getwijfeld over of ik me wel moest onderdompelen in al deze informatie. Een tijdje terug belde ik met een andere goede vriendin en spraken we over hoe mooi maar slopend het is dat we ons gedrag en onze emoties altijd proberen te beredeneren. Dat we daar op terugvallen, als een soort coping, en dat dat dingen af en toe alleen maar uitvergroot. Daardoor zijn we minder goed geworden in ‘gewoon voelen’ en ‘gewoon leven’, zonder overal een verklaring aan te hangen of daarnaar te gaan graven. Vandaag dacht ik terug aan dat gesprek en moest ik me ervan weerhouden de onderzoeken in te duiken. Maar misschien is dit inderdaad mijn coping, en is dat zo erg niet. Misschien is het mijn manier van mezelf duidelijk maken dat ik niet gestoord ben.
Vorige week interviewde ik journalist en auteur Sanne van Rij en sprak ze tussen neus en lippen door over de ‘hechtingstheorie’ van Britse psychiater Bowlby. Later dook ik in deze theorie, hij helpt me nu deels verklaren waarom ik op bepaalde manier de verbinding met een ander opzoek. Bowlby stelt dat de manier waarop we in onze kindertijd gehecht zijn aan onze ouders of omgeving de basis legt voor hoe we ons later aan anderen hechten, met name in liefdesrelaties. De emotionele band die je als kind met je ouders hebt is dus cruciaal voor de manier waarop je je later met anderen gaat verbinden. Volgens Bowlby zijn er vier ‘hechtingsstijlen’:
Veilige hechting
Mensen die veilig gehecht zijn, voelen zich sneller comfortabel met de nabijheid van een ander en hebben een groter vertrouwen in de waarden en relaties die ze aanhangen. Dit betekent dat hun ouders responsief en beschikbaar waren. Verbinding staat bij deze mensen centraal, de kans is dan ook groot dat ze in hun leven gemakkelijk meerdere relaties aangaan.
Angstige hechting
Mensen die angstig gehecht zijn hebben een grote behoefte aan bevestiging, zijn gevoelig voor afwijzing en hebben vaak een angst om verlaten te worden. Thuis is de sfeer lange tijd inconsistent geweest; hij was zowel liefdevol als verstikkend of ouders waren (periodes) niet beschikbaar. De relaties die deze mensen aangaan zijn vaak intens en passievol, mits duidelijk is dat de liefde volledig wederkerig is.
Afwijzende/vermijdende hechting
Mensen wiens ouders vroeger vooral onbeschikbaar of afwijzend waren hebben destijds gezorgd voor een grote emotionele afstand. Ze hebben sneller moeite zich kwetsbaar op te stellen en met intimiteit. Verder zijn ze eerder rationeel dan emotioneel betrokken, ze hebben niet geleerd wat het is om je emotioneel aan een ander te binden.
Angstige/vermijdende hechting
Mensen die vroeger een trauma opliepen of verwaarloosd zijn, vertonen vaak wisselend gedrag als het aankomt op binding. Ze dragen zowel een grote behoefte aan nabijheid als een angst daarvoor met zich mee. Ze lijden aan bindings- en verlatingsangst en hebben vaak heftige innerlijke conflicten.
Ik lees de beschrijvingen van de hechtingsstijlen en weet meteen waar ik mezelf moet plaatsen: ik ben een angstige hechter. Dat komt grotendeels door de scheiding van mijn ouders die ervoor zorgde dat ze in mijn kinderjaren niet altijd emotioneel beschikbaar waren. Als oudste dochter werd ik ook nog eens sneller zelfstandig en ontwikkelde ik een zorgrol die eigenlijk niet aan mij besteed was. Dat heeft de manier waarop mijn broertje, zusje en ik ons aan elkaar hechten op zijn tijd weer beïnvloed. Nou goed, ik snap nu beter waar die drang naar bevestiging zijn oorsprong vindt, net als het rampscenario dat zich bij elk klein teken van afstand of stilte in mijn hoofd voltrekt én mijn lichamelijke reacties op emotionele onzekerheid.
Hoewel het ergens oplucht om er woorden voor te hebben, maakt het me ook wat verdrietig. Niet alleen omdat het suggereert dat mijn reacties minder 'gek' zijn dan ik dacht, maar vooral omdat het betekent dat dit niet zomaar overgaat. Dat het geen op zichzelf staande paniek is, maar een patroon, en patronen laten zich niet zomaar uitwissen. Ik ben een huisje dat gebouwd is op semi-drassige grond: ik kan de muren schilderen, meubels vervangen, een nieuwe fundering leggen, maar dat onstabiele gevoel onder mijn voeten blijft.
Die date van gisteravond is een teken dat het gelukkig anders kan. Ik durf voorzichtig te zeggen dat dat goed voelt, de geruststelling van een avond die liep zoals hij in het beste geval zou lopen. Zonder spelletjes, zonder verwarring, zonder het voortdurende gevoel dat je te veel of te weinig bent. Misschien helpt het ook dat ik de laatste tijd zachter naar liefde ben gaan kijken. Minder als een puzzel die ik moet oplossen, meer als een landschap waar ik doorheen mag dwalen. Verrassing: literatuur helpt me daarbij, romans leren me liefhebben met zowel passie als mildheid. Ze laten me voelen hoe troostrijk het kan zijn om je eigen verwarring weerspiegeld te zien, om te lezen dat anderen ook niet precies weten hoe het moet, dit leven, dit liefhebben. Dit is een lijstje boeken waarin ik herkenning, troost of iets anders moois terugvond, inclusief citaat of passage:
Everything I Know About Love - Dolly Alderton
‘I know that love happens under the splendor of moon and stars and fireworks and sunsets but it also happens when you’re lying on blow-up air beds in a childhood bedroom, sitting in the emergency room or in the queue for a passport or in a traffic jam. Love is a quiet, reassuring, relaxing, pottering, pedantic, harmonious hum of a thing; something you can easily forget is there, even though its palms are outstretched beneath you in case you fall.’
I.M. - Connie Palmen
‘Liefde is de paradox van nabijheid en afstand, van verlangen en loslaten.’
Liefde - Karl Ove Knausgård
‘Liefde is niet iets wat plotseling ontstaat en alles overweldigt, het is iets wat je opbouwt, laag voor laag, stukje voor stukje. In het begin is er het verlangen, het begeren, de projectie. Dan komt de nabijheid, de gewoontes, het delen van een huis, kinderen misschien. En dan komen de scheuren. Het onbegrip, de woede, het onvermogen elkaar echt te zien. Maar als je daar doorheen komt, dan is er iets wat dieper gaat dan welke extase ook. Dan is er het werkelijke. Niet het romantische. Maar het ware.’
Normal People - Sally Rooney
‘I'm not a religious person but I do sometimes think God made you for me.’
Ik weet zeker dat het liefde was - Sanne van Rij
‘Je wil dat je borsten, sproeten en haren opvallen, maar ook je ziel. Dat iemand je leert kennen zoals je jezelf niet kent, zodat je jezelf beter leert begrijpen. Je wil dat iemand van je geur houdt, ook zonder parfum. Omdat het naar jou ruikt, en dus naar liefde.’
Call Me By Your Name - André Aciman
‘To be loved, I think, is to be understood.’
Ik denk dat het goed is om het hier (voor nu) bij te laten. Ik realiseer me overigens dat het meer dan een maand geleden is dat ik hier iets schreef. Daar baal ik van, maar life happens, en dan moet je daar wat mee. Het afstuderen vreet mijn tijd op. Toch ga ik er even tussenuit. Morgenochtend vertrek ik, ironisch genoeg, voor een kleine week naar Parijs. In de stad van de liefde kan men ook een scriptie af schrijven. À bientôt, mes amis.
Veel liefs,
L.