Op het moment dat de liefde potentie heeft, stort mijn kaartenhuis in elkaar
Over de angst rondom romantische binding, verlangen en nabijheid
‘Dat is niet gek hoor, dat je een beetje zenuwachtig bent. Het zou een stuk gekker zijn als je dat niet was’, aldus verschillende mensen die ik vertelde over mijn aanstaande vijfde date met degene die ik in mijn vorige blog voor het eerst aanhaalde. Nou ja, denk ik. Dit overstijgt zenuwachtig zijn. Ik vind het werkelijk doodeng. Ik functioneer niet meer.
Ik denk dat er weinig dingen zijn die me net zo beangstigen als langzaam binden met een persoon die misschien een vleugje potentie bij zich draagt. Iemand met wie ik iets zou kunnen zijn. Iemand die laat blijken mij een bekende te willen laten worden. Die datgene om me heen, de bubbel of de muur, wil lekprikken of doorbreken om tot de kern te komen. Die laat merken dat hij me ziet, omdat hij luistert. Die uitstraalt dat hij me toelaat, omdat ik hem toelaat.
Iets in mij wil op dit moment op de vlucht slaan, mezelf verhullen, de tijd pauzeren en in de eerste fase van het leren kennen blijven hangen. Tegelijkertijd - ik begrijp dat dit verwarrend is - is dit exact wat ik wil. Iemand die blijft, die de ruis wegfiltert en toch blijft hangen. Ik wil nader tot elkaar komen, een verbinding later wellicht bezegelen met het woord liefde. Het voelt alsof ik me moet verontschuldigen voor dat verlangen. Aan mezelf, en aan de mogelijke ander.
Mijn systeem slaat op tilt als ik het aantal keer dat zijn naam tot dusver in mijn agenda staat bij elkaar optel. Niet omdat ik schrik van het getal vijf, wel omdat ik op dit punt grof geld zou neerleggen voor een handleiding of cursus binding, en ik weet dat er niemand is die daarover beschikt. Is dit vooral je hoofd of je hart volgen? En hoe weet ik of dat wat ik voel puur is en ik de ander of de situatie dus niet romantiseer? Hoe weet ik überhaupt wanneer ik mag voelen wat ik voel? Hoe voel je?
Ik kan niet anders dan stellen dat het is alsof ik de afgrond van intimiteit in tuur, dat ik word overvallen door het gegeven dat er weinig voor nodig is om me het ravijn in te laten kukelen. Haast automatisch wend ik mijn blik af, wil ik mijn woorden inslikken, de afstand bewaren. Ik vraag me af of dit betekent dat ik liever droom over de liefde dan dat ik haar daadwerkelijk aanga. Ik weet ook dat die gedachte nergens op slaat; mijn verlangen is aanhoudend en groots. Buiten kennis is de liefde het enige om voor te knielen.
Op de dag dat ik hem weer zie, onze vijfde date dus, ben ik overwegend rusteloos en vermoeid door mijn drukke bovenkamer. Ik werd wakker met hevige buik- en hoofdpijn, douchte vervolgens de nacht van me af, waarna ik met koffie op de bank belandde en daar niet meer vanaf kwam. Ik had bijna tien uur geslapen, maar lag lamgeslagen onderuit met een kussen onder mijn armen. Uren later vertrok ik misselijk richting de supermarkt, deed ik boodschappen voor de avond en dook ik de keuken in. Ik maakte salades en knutselde een kaasplank in elkaar. Van al wat overbleef maakte ik een tosti, het eerste wat ik die dag at. We zouden ‘s avonds picknicken aan zee.
Terwijl de zon het water in zakt, de lentebries voorzichtig voor wat kippenvel zorgt en we net hebben gelachen omdat zijn drankje voor de zoveelste keer omviel, spoelt er een stroom van tevredenheid aan. We praten over hoe makkelijk het in veel situaties is om vooruit te denken, alvast je conclusies te trekken, dat dat vaak efficiënt is, maar dat dat nu niet aan de orde is. Zo werkt voelen niet. Deze doordeweekse avond is als een kleine vakantie, een uitstapje, en het enige dat ertoe doet is dat we er zijn, hier en nu. In zijn beleving zijn we even met z’n tweeën op de wereld, in mijn hoofd wederkeert de rust. Het wordt frisser, ik sla zijn dunne jas om mijn schouders, leg mijn hoofd op zijn buik. Zijn vingers strelen zacht het deel van mijn onderarm dat onder de opgestroopte mouw vandaan komt. De zilte lucht omhelst ons. In de verte varen boten. Heel even doe ik mijn ogen dicht. Het is goed, zo. In mijn hoofd speelt dit nummer zich af.
Een aantal minuten voor ik weet dat we elkaar gedag gaan zeggen, snap ik niet hoe ik me moet verhouden. Ik vraag me af of dat te zien is, volgens mij zijn dergelijke dingen alleen voor mij merkbaar. Zo vertelde ik hem op het kleedje aan het troebele water dat ik onbewust de deur dichtgooi als ik me een kleine poos heb opengesteld. Dat dat vrijwel vanzelf gaat, dat die deur loodzwaar is en ik hem met man en macht af en toe even op een kier kan zetten.
Dat maakt dat ik pas echt te kennen ben zodra iemand me helpt de deur open te houden, wat overigens niet betekent dat ik te zwaar ben voor mij alleen. Het betekent niets meer dan dat ik soms bang ben voor wat er achter de deur ligt, of voor hoe wel of niet zorgvuldig een ander daarmee omgaat.
Van mijn hoofd mag het kiertje er zijn als ik de versie van mezelf laat zien die ik zorgvuldig heb opgebouwd, en ik met nuance over mezelf kan vertellen. Op zulke momenten ben ik beschrijvend, lijkt het haast alsof ik verslag doe van iemand die ik zelf niet ben, alsof een ander mijn leven ervoer. Zodra ik begin te voelen en de controle over mijn woorden loslaat, schiet mijn hart naar mijn keel. De opening is er dan niet voor lang. En als ik een mogelijke ander een inkijkje heb gegeven, kan ik erna niet anders dan de oppervlakkigheid opzoeken. Ik wil geen stortvloed zijn. Ik zou de golven mijn angst voor nabijheid toch zo graag laten meenemen. Hij zei me nog geen enkel moment als oppervlakkig te hebben ervaren.
Als een breuk te midden van de bloei, voel ik me overwegend somber sinds ik thuis ben. De avond aan zee was vluchtig en eindeloos tegelijkertijd. Er is niets misgegaan, ik was geen seconde niet op m’n gemak, toch ben ik nu ontregeld. Ik ben weemoedig tegenover de vrouw die eerder onbezorgd met haar voeten door het zand woelde. Ze vroeg zich niet af of ze te veel was, of te weinig. Ze was gewoon. Ze kon niet anders dan zijn.
En zo gaat deze voorzomerdroom voor mij gepaard met een vorm van tragiek. Een potentieel ontluikende liefde is wiebelig en laat zich niet leiden door middel van een script, dat is me duidelijk. Maar als dat script er lag, was ik waarschijnlijk ook allang uitgekeken, verveeld en omgedraaid. Die gedachte stemt me vervolgens gelukkig. Ratio gaat de boel niet feilloos laten verlopen en maakt het daarmee ook niet de moeite waard. Als je je dat realiseert, zorgt de achtbaan plots voor euforie. Dan is het mooi dat je je hoofd op iemands buik laat rusten, ook als je niet weet hoe het eindigt.
Lieve groet,
L.
Niets zo onzeker als de liefde...poeh...